U bent hier
De man van 1 miljard
De staatssecretaris voor fraudebestrijding Carl Devlies heeft een plan en hij heeft dat voorgesteld aan de formateur. De staatssecretaris maakt zich sterk dat de strijd tegen de sociale fraude de volgende drie jaar minstens één miljard euro zal opleveren.
Ik vrees dat deze boodschap met een korreltje zout genomen moet worden. Deze staatssecretaris voor fraudebestrijding kan in de verste verte niet zeggen wat de financiële opbrengst is van de strijd tegen de sociale fraude. Het is op z’n zachtst gezegd merkwaardig.
En neen, het is ook geen grap. Dit antwoordde Carl Devlies onlangs in de commissie Sociale Zaken op mijn vraag hoeveel de strijd tegen de sociale fraude nu precies had opgebracht : "Wat de cijfergegevens betreft, begrijp ik uw vraag zeer goed en ik vind het jammer dat ik u geen exact antwoord kan geven. Ik heb zelf bij herhaling aan de diensten gevraagd om een globaal overzicht te krijgen van het geheel van de opbrengsten van fraudebestrijding bij de verschillende individuele diensten. Zo zou men een totaalbedrag kunnen hebben. Ik vind het immers belangrijk dat wij ook kunnen zeggen welke de globale opbrengst is van de strijd tegen de sociale fraude".
Nochtans is de geloofwaardigheid van ons sociale zekerheidsstelsel herstellen één van de grootste uitdagingen van deze politieke generatie. Langs beide kanten van de taalgrens koesteren wij de sociale zekerheid als fundament van onze sociale welvaartsstaat. Op basis van solidariteit creëren we een verzekering tegen ziekte, ongevallen, werkloosheid en ouderdom. Liefst 79 miljard euro gaat er om in de sociale zekerheid. Dat is 70 procent van alle uitgaven van de federale staat (entiteit 1). Wie de sociale zekerheid een warm hart toedraagt, kan dus niet aanvaarden dat er geen cijfers bestaan over de fraude.
En laat nu net die sociale fraude een grote bedreiging zijn. Ze is een aanslag op het systeem en moet opgespoord en bestraft worden.
Bevoegden bij de vleet
Maar het kader is te ingewikkeld. Zes (!) ministers en staatssecretarissen zijn bevoegd: de premier, de minister van Sociale Zaken, de minister van Werk, de minister van Zelfstandigen en KMO’s, de minister van Justitie én de staatssecretaris voor de strijd tegen sociale en fiscale fraude. Alsof dat niet genoeg is, bestaat er een waaier aan sociale inspectiediensten (soms dienstjes) die - hoewel ze vaak overlappende bevoegdheden hebben - elk verantwoording verschuldigd zijn aan hun minister, elk met een eigen hiërarchie, met eigen prioriteiten en procedures.
U merkt het: deze structuur is te gek voor woorden. En het is nog niet gedaan. Om de versnippering tegen te gaan, kwamen er coördinerende organen, zoals het ministerieel comité voor de strijd tegen de sociale fraude, het college voor de strijd tegen de sociale en de fiscale fraude, de sociale inlichtingen- en opsporingsdienst, de arrondissementscellen… Er werden ingewikkelde en dure informaticaplatformen geïnstalleerd om de inspectiediensten beter te laten samenwerken én er werd een deus ex machina gevonden, een staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding…
Hij zou de coördinator moeten zijn, maar loopt verloren tussen al die andere excellenties en topmanagers van de sociale inspectiediensten, die elk hun eigen broodheer dienen.
Zolang we de strijd tegen de sociale fraude niet op een efficiëntere manier kunnen voeren, blijft het een kanker die ons maatschappelijk bestel aantast. Wij denken dat we de efficiëntie alleen kunnen verhogen dankzij een sterk vereenvoudigde structuur bij de politieke besluitvorming en bij de administratieve organisatie. Ons voorstel: één controledienst en weg met alle andere ballast. Van dat streven wil ik in het parlement graag de gangmaker zijn.